Special Eindejaarstips 2019
Wat kunt u als ondernemer fiscaal dit jaar nog regelen? Moet u als dga nu al anticiperen op aankomende veranderingen in wet- en regelgeving? Op welke zaken moet u als werkgever zich voorbereiden vóór 1 januari? Wilt u nog een schenking doen aan uw kleinkinderen? Deze zaken en meer staan in deze Eindejaarstips 2019.
De tips zijn onderverdeeld in zeven categorieën:
- Tips voor alle belastingplichtigen
- Tips voor ondernemers
- Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting
- Tips voor de bv en de dga
- Tips voor werkgevers
- Tips voor de automobilist
- Tips voor de woningeigenaar
Graag bekijken we samen met u of het verstandig is om in uw unieke situatie wel of geen stappen te zetten.
1. Tips voor alle belastingplichtigen
1. Speel in op aftrekbeperking box 1
- De tarieven in box 1 voor inkomsten uit werk en woning gaan de komende jaren flink omlaag. Hiermee is al begonnen in 2019. Ook in 2020 kunt u een verlaging van de tarieven tegemoetzien. Het tarief van de eerste schijf, tot een inkomen van € 20.711, gaat in 2020 met 0,7%-punt omhoog: van 36,65% naar 37,35%.
- Het tarief van de tweede schijf, voor het deel van het inkomen tussen € 20.711 en € 68.507, daalt met 0,75%-punt: van 38,1% naar 37,35%. Tot een inkomen van € 68.507 is er in 2020 nog maar één tarief dat 37,35% bedraagt.
- Over het deel van uw inkomen boven € 68.507 betaalt u nu 51,75%. Dit daalt volgend jaar naar 49,5%.
- Hier staat tegenover dat aftrekposten minder voordeel opleveren. Dit geldt vooral als uw inkomen meer dan € 68.507 bedraagt en u aftrekposten (deels) tegen het hoogste tarief kunt aftrekken. Dit jaar kan dat nog tegen 51,75%. Dat geldt niet voor de hypotheekrente, die maximaal tegen een tarief van 49% aftrekbaar is. In 2020 komen aftrekposten in aftrek tegen maximaal 46%. Het maximum aftrekpercentage wordt voor het overgrote deel van de aftrekposten verder afgebouwd naar 37,05% in 2023. Een verschil dus van 14,7%-punt ten opzichte van 2019.
Behalve aftrekposten voor ondernemers gaat het om uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, de uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, aftrekbare giften, het restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en verliezen op beleggingen in durfkapitaal. Voor zover mogelijk is het verstandig deze aftrekposten naar voren te halen.
2. Overweeg afkoop van uw alimentatieverplichting
Heeft u een alimentatieverplichting aan uw ex-echtgenoot of ex-partner, dan zijn de betalingen nu nog aftrekbaar tegen een tarief van maximaal 51,75%. Vooruitlopend op de aangekondigde tariefsverlagingen de komende jaren kunt u in gezamenlijk overleg met uw ex besluiten deze verplichting af te kopen. U voorkomt hiermee dat u door de aftrekbeperking de komende jaren netto meer alimentatie betaalt.
De afkoop kan betekenen dat uw ex meer belasting over de afkoopsom betaalt dan wanneer zij jaarlijks alimentatie ontvangt. Dit kan deels voorkomen worden via middeling of door de afkoopsom in een lijfrentepolis te storten. Uw ex ontvangt daaruit periodieke uitkeringen die geleidelijk worden belast.
3. Stel uw opleiding niet langer uit
Bent u particulier die een opleiding of studie voor een beroep volgt? U kunt dan de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze algemene fiscale aftrek te schrappen en te vervangen door een specifiekere regeling. Tot die tijd kunt u gebruik blijven maken van de scholingsaftrek. In 2020 heeft u in ieder geval nog recht op de aftrek. Als u recht heeft op studiefinanciering (waaronder collegegeldkrediet) bestaat er geen recht op aftrek.
4. Koop nog dit jaar een lijfrente
Koop nog dit jaar een lijfrente of stort een bedrag op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Aan het begin van het jaar mag u nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben. Het pensioenopbouwtekort wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. U kunt deze ruimte berekenen op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl), zoekterm ‘jaarruimte’. Als u voldoet aan de voorwaarden voor aftrek, kunt u de premie in 2019 aftrekken tegen maximaal 51,75%. Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het tabeltarief. Vanwege de daling van deze tarieven is de uitkering in veel gevallen lager belast. Als u nu de premie kunt aftrekken tegen 51,75% en deze is te zijner tijd belast tegen 37,05%, bedraagt het tariefvoordeel 14,7%.
Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is uw algemene heffingskorting mogelijk hoger als gevolg van de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van € 68.507 heeft de lijfrentepremieaftrek geen effect meer op de algemene heffingskorting.
5. Schenk uw giften periodiek
Periodieke giften zijn giften aan goede doelen in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke giften die uiterlijk eindigen bij overlijden. Deze giften kunt u aftrekken als u gebruikmaakt van een notariële of onderhandse akte van schenking. Hierin moet zijn aangegeven dat over een periode van minstens vijf jaar de gift wordt verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond.
6. Maak uw (klein)kinderen blij met een schenking
Profiteer ook dit jaar nog van de jaarlijkse schenkvrijstelling in de schenkbelasting. Zo kunt u in 2019 uw kinderen belastingvrij € 5.428 schenken en uw kleinkinderen of derden € 2.173.
Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar bestaat er een eenmalige verhoging van dit bedrag tot:
- € 26.040;
- € 54.246 indien het bedrag gebruikt wordt voor een studie;
- € 102.010 indien het bedrag gebruikt wordt voor een eigen woning.
7. Verlaagde btw-tarief elektronische uitgaven
Het lage btw-tarief van 9% is onder meer van toepassing op boeken, kranten en tijdschriften. Vanaf 2020 zal het lage tarief ook gaan gelden voor boeken, kranten en tijdschriften die langs elektronische weg ter beschikking worden gesteld. In beginsel kan dit resulteren in een prijsverlaging van 9%, indien de btw-verlaging volledig doorwerkt in de consumentenprijs.
8. Koop waardevolle zaken voor persoonlijk gebruik nog dit jaar
Alle roerende zaken die u voor persoonlijke doeleinden gebruikt of verbruikt, hoeft u niet op te geven in box 3. Bij roerende zaken kunt u denken aan inboedel, een auto, boot of caravan, maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Bent u van plan binnenkort een dure aankoop te doen, zorg dan dat u deze aanschaf uiterlijk 31 december 2019 heeft gedaan en betaald. In de box 3-heffing per 1 januari 2020 zal dit vermogen dan niet worden meegenomen.
9. Beleg groen in box 3
Wilt u uw box 3-vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal € 58.540 (bedrag 2019). Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk zelfs het dubbele (€ 117.080). Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Naast de vrijstelling in box 3 heeft u ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.
10. Einde boetevrij inkeren box 3
Als u inkomsten uit sparen en beleggen niet opgeeft in box 3, kunt u hiervoor een navordering plus boete ontvangen. U kunt dit jaar een boete nog voorkomen of verminderen door tijdig in te keren. Dit betekent dat u de inkomsten alsnog opgeeft binnen twee jaar nadat u aangifte heeft gedaan of had moeten doen. Geeft u de inkomsten na deze twee jaar alsnog op, dan krijgt u een lagere boete van 120%.
Deze ‘inkeerregeling’ geldt thans niet voor inkomsten in box 3 die betrekking hebben op vermogen in het buitenland. Deze uitzondering gaat vanaf 2020 ook gelden voor binnenlandse vermogensinkomsten die belast zijn in box 3.
11. Overweeg de oprichting van een spaar-bv/fonds
Heeft u op dit moment veel spaargeld in box 3, overweeg dan de oprichting van een spaar-bv of een open fonds voor gemene rekening om daar vóór 31 december 2019 uw spaargeld in te storten. Zo mist u de peildatum van 1 januari 2020 in box 3. De bv of het fonds betaalt over de daadwerkelijk ontvangen spaarrente in 2020 16,5% vennootschapsbelasting en over het restant bij uitkering naar privé 26,25% belasting in box 2 van de inkomstenbelasting. Gecombineerd is dat zo’n 38% van de daadwerkelijk ontvangen spaarrente. Dat is vele malen minder dan de 0,5 tot 1,6% belasting die u over uw spaarsaldi betaalt in box 3. Het verschil in belastingheffing tussen spaargeld in box 3 en spaargeld in een bv/fonds bedraagt daarom algauw duizenden euro’s.
12. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag
Over uw aanslag inkomstenbelasting 2019 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2020 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom dat u de hoge belastingrente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag 2019 juist is. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.
13. Cluster uw zorgkosten
Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er geldt wel een drempel, die afhankelijk is van de hoogte van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Alleen zorgkosten die boven de drempel uitstijgen, zijn aftrekbaar.
Het is daarom aantrekkelijk zorgkosten zo mogelijk binnen een jaar te clusteren. Koopt u bijvoorbeeld in 2019 een nieuw gehoorapparaat en laat u in 2020 uw gebit renoveren, dan heeft u in beide jaren te maken met de drempel. Dit levert meestal minder aftrek op dan wanneer u beide uitgaven in één jaar doet. Het betalingsmoment is beslissend voor het jaar van aftrek.
14. Cluster uw giften
Giften aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Ook voor giften geldt een drempel. Alleen het bedrag aan giften boven deze drempel is aftrekbaar. De drempel bedraagt 1% van uw verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten, met een minimum van
€ 60. Voor giften geldt ook een plafond (maximum) van 10% van het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.
2. Tips voor ondernemers
15. Speel in op lagere tarieven
De tarieven in de inkomstenbelasting gaan in 2020 omlaag. Ook het lage tarief in de vennootschapsbelasting daalt volgend jaar. Over de eerste € 200.000 winst betaalt uw bv dan
16,5% Vpb in plaats van 19% in 2019. Ook de jaren erna blijven de tarieven dalen. Het is daarom aan te bevelen kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen en opbrengsten, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven.
16. Werk volgens een modelovereenkomst
Als u een derde inhuurt voor het verlenen van diensten, kunt u via een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst zekerheid krijgen over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u alleen vrijwaring voor het inhouden en afdragen van loonheffingen als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking, met daarbij risico’s op forse naheffing van loonheffingen.
De Belastingdienst heeft aangegeven dat er tot 2021 in beginsel niet wordt nageheven en beboet als er achteraf sprake blijkt te zijn van een dienstbetrekking en de opdrachtgever geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen heeft ingehouden en afgedragen. Dit zal alleen anders zijn als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én er sprake is van evidente en opzettelijke schijnzelfstandigheid. Vanaf oktober 2019 heeft de Belastingdienst het toezicht op naleving van de wettelijke voorschriften wel verscherpt. Ook worden er aanwijzingen gegeven als er bij controle toch sprake blijkt van een dienstbetrekking. Op grond van deze aanwijzingen dient u de situatie dan in beginsel binnen drie maanden aan te passen. Gebeurt dit niet, dan kan de Belastingdienst toch naheffingen en boetes opleggen.
17. Optimaliseer uw kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
- Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden:
Het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.300 en € 57.300. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden, van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite. - Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2019 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2019 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2019 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.
Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2015 en 2019) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt deze in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering. Dit is bijvoorbeeld van belang als u een milieuvriendelijke auto, waarvoor u MIA heeft gekregen, verkoopt binnen vijf jaar.
18. Maximeer investeringsaftrek bij gebruik herinvesteringsreserve
Als u een bedrijfsmiddel met boekwinst verkoopt, kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Bij latere aankoop van een ander bedrijfsmiddel kunt u de herinvesteringsreserve hierop afboeken. Zodoende hoeft u de boekwinst niet ineens af te rekenen.
19. Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel
Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Door de verlaging van de tarieven de komende jaren, kunnen een reservering en een latere vrijval toch voordelig zijn. Het is dan ook in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.
Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.
20. Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2016 gevormd heeft, moet u nog voor 31 december 2019 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
21. Voorkom verliesverdamping
Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende zes jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
22. Vraag voorlopige verliesverrekening aan
Heeft u in 2018 winst behaald, maar sluit u 2019 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2019 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2018.
23. Beoordeel de hoogte van uw winst
Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 19%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
24. Pas de KOR dit jaar nog toe
Indien u op jaarbasis maximaal € 1.883 aan btw (na aftrek van voorbelasting) verschuldigd bent, komt u in aanmerking voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval hoeft u een deel van de btw niet te voldoen. Er geldt zelfs een vermindering van 100% indien u op jaarbasis niet meer dan
€ 1.345 aan btw verschuldigd bent. Ga daarom na of u de KOR kunt toepassen.
De KOR kan alleen worden toegepast door natuurlijke personen. Hieronder vallen ook samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.
25. In 2020 start de nieuwe KOR
De KOR wordt in 2020 gewijzigd. De nieuwe KOR is straks een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere omzet dan € 20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is dus niet verplicht. De keuze voor de nieuwe KOR houdt in dat u geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van de administratieve verplichtingen die zijn gekoppeld aan de btw. U verliest daarom ook uw recht op btw-aftrek. De nieuwe KOR gaat ook gelden voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de nieuwe KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar.
26. Houd de herzieningstermijn in de gaten
Heeft u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Wij kunnen u hierover meer vertellen.
Let op!
Ook voor roerende zaken waarop dient te worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.[/mk_message_box]
27. Verzoek om vergoeding coulancerente
U heeft geen wettelijk recht op een rentevergoeding bij verrekening van een verlies met winst uit een ouder jaar. Dit geldt zowel voor de inkomsten- als voor de vennootschapsbelasting. In die gevallen kunt u wel verzoeken om vergoeding van coulancerente. Een dergelijk verzoek wordt ingewilligd, op voorwaarde dat de behandeling van uw verzoek om teruggave langer heeft geduurd dan gebruikelijk.
Hiervan is sprake als bij het vaststellen van de verliesverrekening het afhandelen van de aangifte langer dan een jaar heeft geduurd. Dit moet te wijten zijn aan getreuzel bij de Belastingdienst. De schuld voor de vertraging mag dus niet bij u zelf liggen. Bovendien gaat het alleen om het deel van het verlies waarvoor u geen voorlopige verliesbeschikking heeft kunnen vragen. U kunt dit vragen voor 80% van het verlies, dus slechts voor 20% van het verlies heeft u recht op de vergoeding voor coulancerente.
28. Vervroeg de aanschaf van een bedrijfspand
Bij aankoop van onroerend goed bent u overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor niet-woningen is het tarief 6%. Per 2021 gaat dit tarief met 1%-punt omhoog naar 7%. Het is daarom aan te bevelen de voorgenomen aankoop van een bedrijfspand zo mogelijk nog vóór 2021 te realiseren.
3. Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting
30. Zet uw stakingswinst om in een lijfrente
Staakt u uw onderneming in 2019? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaalt u de premie in 2020, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2019, mits deze vóór 1 juli 2020 is betaald. Op dezelfde wijze is het ook mogelijk om de oudedagsreserve (FOR) om te zetten in een lijfrente.
De tariefsverlagingen in de komende jaren maken de aankoop van een lijfrente extra aantrekkelijk. U trekt nu immers uw storting af tegen maximaal 51,75%, terwijl u vanaf 2020 slechts maximaal 49,5% belasting betaalt over de uitkering.
31. Plan de opname van liquiditeiten
Liquiditeiten met een laag rendement, zoals uw bedrijfsbankrekening, kunt u het best pas na 31 december overbrengen naar privé. Op die manier voorkomt u de relatief hoge belasting in box 3.
Andersom is het verstandig om noodzakelijke liquiditeiten vanuit privé vóór 31 december van dit jaar over te maken naar uw bedrijfsrekening. Als voorwaarde voor liquide middelen in de onderneming geldt dat ze niet duurzaam overtollig mogen zijn. U moet dus aannemelijk kunnen maken dat u de banksaldi nodig heeft voor de onderneming (voor investeringen of als buffer om verplichtingen na te kunnen komen).
Dit zorgt ook voor een hoger ondernemingsvermogen, wat van belang is voor dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.
32. Houd bij winstbepaling rekening met toeslagen
Als ondernemer in de inkomstenbelasting kunt u de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan al dan niet versneld afschrijven voor starters en voor de Vamil (milieu-investeringen), al dan niet doteren aan de oudedagsreserve en aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.
Houd bij deze beslissingen ook rekening met uw eventuele recht op toeslagen, nu en in de toekomst. Heeft u bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat u dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kunt u waarschijnlijk beter pas volgend jaar uw winst drukken dan nu al. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en u het zich financieel kunt veroorloven.
33. Welke beloning voor meewerkende partner?
Is uw partner niet bij u in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kunt u hiermee fiscaal rekening houden. U kunt kiezen voor de meewerkaftrek, een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. U kunt echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen.
34. Deel de bijtelling met uw partner
Werkt uw partner mee in uw onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Deel de bijtelling voor de auto dan met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (51,75%) en dat van uw partner in schijf 2 of 3 (38,1%), dan heeft u bijvoorbeeld bij een auto met een cataloguswaarde van € 40.000 en 22% bijtelling samen een voordeel van € 516.
35. Verzoek om compensatie Bbz
Ondernemers die door financiële tegenslag in de bijstand terechtkomen, krijgen in de regel eerst een lening. Deze wordt na een jaar kwijtgescholden indien de lening niet kan worden terugbetaald. De lening wordt op dat moment aangemerkt als inkomen, waardoor meer belasting verschuldigd is en minder recht op toeslagen bestaat. Dit ongewenste effect blijft door een wetswijziging sinds 2017 achterwege. Besloten is om wat betreft de toeslagen een compensatieregeling te treffen voor ondernemers van wie in de jaren 2014, 2015 en 2016 een dergelijke lening is kwijtgescholden. Ondernemers die voor deze compensatie in aanmerking willen komen, moeten daartoe een schriftelijk verzoek richten tot de Belastingdienst. Het verzoek moet vergezeld gaan van bewijsstukken waaruit blijkt dat men voor de regeling in aanmerking komt.
36. Houd rekening met vermogenstoets toeslagen
Lagere inkomens hebben vaak recht op een of meer toeslagen. We kennen de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat u geen recht heeft op de toeslag als uw vermogen te groot is. De toetsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2019 een toetsvermogen van maximaal € 114.776. Heeft u een partner, dan geldt een maximum van € 145.136. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van € 30.360 (respectievelijk € 60.720 als u een partner heeft).
37. Speel in op nieuwe fietsenregeling
In 2020 wordt een nieuwe regeling voor de fiets van de zaak ingevoerd. Net als bij de auto wordt een bijtelling berekend over de consumentenadviesprijs van de fiets, als deze voor privégebruik ter beschikking staat. Als de fiets ter beschikking staat voor woon-werkverkeer, wordt u verondersteld de fiets ook privé te gebruiken. De bijtelling voor de fiets gaat 7% bedragen. Deze bijtelling wordt tot uw inkomen gerekend en hierover betaalt u belasting. De bijtelling omhelst niet eventuele accessoires die worden aangeschaft, zoals regenpakken, fietstassen etc. Daarvoor gelden de normale regels van de werkkostenregeling.
De nieuwe fietsregeling zal gaan gelden voor alle soorten fietsen, en zelfs voor bromfietsen die mede door spierkracht worden voortbewogen en beschikken over een elektromotor. Deze laatste categorie ziet met name op de speed-pedelecs.
38. Zonnepanelen op woon-bedrijfspand: meer btw terug
Heeft u in 2019 zonnepanelen geplaatst op uw woon-bedrijfspand, dan kunt u meer btw terugvragen. De btw op de zonnepanelen kunt u als ondernemer terugkrijgen als u de zonnepanelen ook zakelijk gebruikt en voor de btw tot uw ondernemingsvermogen rekent.
Volgens de rechter behoort na plaatsing van de zonnepanelen niet het hele dak tot het ondernemingsvermogen, maar slechts het deel van het dak waarop de zonnepanelen geplaatst zijn. De uitspraak leert ons dat door het plaatsen van de zonnepanelen een groter deel van het pand als zakelijk kan worden aangemerkt. Hierdoor hoeft u over een periode van maximaal tien jaar minder btw te betalen.
4. Tips voor de bv en de dga
39. Mogelijkheden voor opgebouwd pensioen in eigen beheer
Sinds 1 juli 2017 is de opbouw van pensioen in eigen beheer niet meer mogelijk. De dga heeft nog tot en met 2019 de tijd om te kiezen wat hij wenst te gaan doen met zijn reeds in eigen beheer opgebouwde pensioen. Er zijn drie mogelijkheden:
- Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde, gevolgd door afkoop met een korting en zonder revisierente;
- Fiscaal geruisloos afstempelen naar fiscale waarde, gevolgd door omzetting in een oudedagsverplichting;
- Het bevriezen van het bestaande pensioen in eigen beheer.
Afkopen met korting kan nog tot en met 2019. De korting bedraagt in 2019 19,5%. De korting wordt toegepast op de fiscale waarde per 31 december 2015 of de fiscale waarde per afkoopdatum als die lager is dan de waarde eind 2015. Koopt u af in 2019, dan bent u derhalve loonheffing verschuldigd over 80,5% van de fiscale balanswaarde per 31 december 2015. Het verschil tussen de fiscale waarde per afkoopdatum en per 31 december 2015 wordt voor 100% belast. Bij afkoop in 2019 bent u bovendien geen 20% revisierente verschuldigd.
Ook omzetten in een oudedagsverplichting kan in 2019. Zet u om of heeft u omgezet in een oudedagsverplichting en wilt u alsnog afkopen? Dan is dit in de jaren tot en met 2019 nog mogelijk met de korting en zonder revisierente.
40. Beoordeel de hoogte van de winst van uw bv
Het tarief van de vennootschapsbelasting gaat de komende drie jaren dalen. Het tarief voor de eerste € 200.000 winst bedraagt in 2019 19% en daalt in 2020 naar 16,5%. Het tarief daalt verder in 2021 en komt dan uit op 15%. Het tarief voor het deel van de winst dat boven de € 200.000 uitstijgt, is in 2019 belast tegen 25%. Dit tarief blijft in 2020 gelijk, maar daalt in 2021 naar 21,7%.
Aan het eind van het jaar krijgt u meer duidelijkheid over de winstpositie. Beoordeel of de winst van uw bv(’s) (of de fiscale eenheid Vpb waarin deze gevoegd is/zijn) in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 19%. Het kan dan aantrekkelijk zijn om de winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op de totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
41. Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht
Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het toenemende verschil tussen het lage en het hoge tarief (2020: 16,5% over de winst tot € 200.000 en 25% over de winst boven € 200.000) wordt het verbreken van de fiscale eenheid interessanter. Op die manier kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.
Ook als er plannen zijn om een deelneming te verkopen in 2020 is ontvoeging van de deelneming uit de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting per 1 januari 2020 de moeite waard. Dit voorkomt een extra fiscaal boekjaar in 2020.
Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking.
42. Dividend vóór 2020 uitkeren?
Het tarief van de aanmerkelijkbelangheffing (box 2) gaat in 2020 omhoog van 25 naar 26,25%. Vanaf 2021 geldt een verdere verhoging naar 26,9%. Het kan daarom lonend zijn een eventuele dividenduitkering vóór 2020 te laten plaatsvinden, als u deze uitkering consumptief gebruikt of voor het aflossen van een excessieve lening bij uw bv.
Gebruikt u het uitgekeerde dividend niet voor een van deze doelen, dan behoort het tot uw privévermogen en wordt het belast in box 3. Of dit aantrekkelijk is, hangt onder meer af van de vraag of u spaart of belegt in box 3, wat dan het behaalde rendement is en hoeveel belasting u hierover betaalt. Dit is weer afhankelijk van de omvang van uw vermogen in box 3. Met name als u weinig rendement verwacht omdat u met uw vermogen weinig risico wilt nemen én als u over veel vermogen beschikt, is sparen of beleggen in de bv meestal voordeliger.
Als u besluit om dividend uit te keren, is het belangrijk goed na te denken over de timing in verband met de peildatum in box 3 en het benutten van heffingskortingen bij uzelf of uw partner. Laat uw fiscaal adviseur doorrekenen wat in uw situatie het voordeligst is.
43. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag
Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2019 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2020 een rente van 8%! Voorkom deze hoge rente en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.
Overigens wordt vanaf 2020 in de wet opgenomen dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
44. Speel in op stijging tarief innovatiebox
Ondernemingen in de vennootschapsbelasting kunnen onder voorwaarden een verlaagd belastingtarief toepassen over winst die behaald is met immateriële activa die voortvloeien uit innovatieve activiteiten (innovatiebox). De winst die hiermee behaald wordt, is belast tegen 7%. Vanaf 2021 wordt dit tarief verhoogd naar 9%.
45. Lager gebruikelijk loon voor innovatieve start-ups
Wordt uw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2019 als starter aangemerkt? Dan mag u uw gebruikelijk loon vaststellen op het wettelijk minimumloon. U kunt deze start-upregeling maximaal drie jaar toepassen.
46. Einde boetevrij inkeren box 2
Als u inkomsten in box 2 niet opgeeft, kunt u hiervoor een navordering plus boete ontvangen. U kunt dit jaar een boete nog voorkomen of verminderen door tijdig in te keren. Dit betekent dat u de inkomsten alsnog opgeeft binnen twee jaar nadat u aangifte heeft gedaan of had moeten doen. Geeft u de inkomsten na deze twee jaar alsnog op, dan krijgt u een lagere boete.
Deze ‘inkeerregeling’ geldt nu ook voor inkomsten die belast zijn in box 2, zoals dividend. Deze mogelijkheid gaat per 2020 verdwijnen. Het aangeven van verzwegen inkomsten in box 2 levert dus vanaf 2020 geen vermindering van de boete meer op.
47. Lager gebruikelijk loon voor andere dga’s
Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve start-up worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 45.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
- het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
- € 45.000.
48. Verminder gebruikelijk loon met kostenvergoedingen en auto van de zaak
Kostenvergoedingen kunt u in mindering brengen op het gebruikelijk loon. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kunt u het gebruikelijk loon dus met € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.
Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2019 minstens € 45.000 dient te bedragen, betaalt u als dga minder belasting in box 1.
49. Voorkom verliesverdamping
Beoordeel of de ondernemingsverliezen uit het verleden nog tijdig kunnen worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting verliezen alleen verrekenen met de belastbare winsten uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende negen jaar (carry-forward).
Verder geldt dat de hoofdregel dat oudere verliezen vóór nieuwere verliezen verrekend worden, niet geldt als dit in de nieuwe situatie ongunstig uitpakt voor de belastingplichtige. Op deze manier worden de bestaande regels zo veel mogelijk gerespecteerd.
50. Beperking lenen bij eigen bv
Het excessief lenen bij de eigen bv voor dga’s wordt met ingang van 2022 aan banden gelegd. Het voorstel behelst om leningen bij de eigen bv te belasten tegen het tarief in box 2. Dit zou dan alleen gelden voor zover het totaal van alle leningen meer dan € 500.000 bedraagt, waarbij leningen ten behoeve van de eigen woning zijn uitgezonderd.
51. Verminder uw vermogen in box 3
Bezit u veel vermogen in privé, dan betaalt u hierover in box 3 belasting. Deze belasting loopt op naarmate u over meer vermogen beschikt. In 2019 betaalt u over een belastbaar vermogen van meer dan € 989.736 zelfs 1,68% belasting over het vermogen, ongeacht het behaalde rendement.
5. Tips voor werkgevers
52. Loonkostenvoordeel voor lage lonen
Sinds 2017 krijgen werkgevers, die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), een nieuwe tegemoetkoming: het lage-inkomensvoordeel (LIV). Voor het LIV gelden de volgende voorwaarden:
- het gemiddelde uurloon van de werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor iemand van 21 jaar of ouder; en
- er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1248 verloonde uren per kalenderjaar); en
- de werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
Wat betreft de verloonde uren gaat het om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.
Het LIV is ook van toepassing op werknemers jonger dan 21 jaar. Zij moeten dan echter wel een gemiddeld uurloon hebben van minimaal 100% en maximaal 125% afgeleid van het WML voor iemand van 21 jaar of ouder.
Het LIV wordt vormgegeven als een vast bedrag per verloond uur met een vast bedrag als jaarmaximum, volgens onderstaande tabel.
Hoogte loon | Gemiddelde uurloon 100% tot 110% afgeleid van het WML | Gemiddelde uurloon 110% tot 125% afgeleid van het WML |
Vast bedrag
per verloond uur |
€ 1,01 per uur | € 0,51 per uur |
Maximale hoogte LIV | € 2.000 per jaar | € 1.000 per jaar |
Voor de tegemoetkoming is het van belang dat u het uurloon binnen de marges houdt.
53. Loonkostenvoordeel voor jongeren
Werkgevers die vanaf 1 januari 2018 jongere werknemers in dienst hebben, kunnen jeugd-LIV krijgen. Jeugd-LIV is een tegemoetkoming voor de verhoging van de minimumjeugdlonen in de afgelopen jaren. Het minimumjeugdloon voor 18- tot en met 21-jarigen is sinds 1 juli 2017 flink verhoogd. Per 1 juli 2019 is het vaste percentage van het minimumloon voor 18-, 19- en 20-jarigen nogmaals omhooggegaan. 21-jarigen hebben sindsdien zelfs recht op een volledig wettelijk minimumloon.
Als aan de voorwaarden is voldaan, heeft een werkgever per werknemer recht op een tegemoetkoming per uur. Het voordeel kan in 2019 oplopen tot € 1.892,80 per werknemer per jaar.
54. Benut ook overige nieuwe loonkostenvoordelen
Het loonkostenvoordeel (LKV) is een nieuwe regeling die is ingegaan op 1 januari 2018. Het is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die oudere werknemers en werknemers met een arbeidsbeperking vanuit een uitkeringssituatie in dienst nemen of houden. Het LKV vervangt de premiekortingen voor arbeidsbeperkte en oudere werknemers. Om het LKV te ontvangen, heeft u een kopie van de doelgroepverklaring LKV van uw werknemer nodig. Het LKV bedraagt maximaal € 3,05 per verloond uur en kan oplopen tot € 6.000 per werknemer per jaar.
55. Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling
Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte (1,2% van de totale fiscale loonsom) en bekijk of zaken die u in 2020 wilt vergoeden/verstrekken, nog in 2019 kunnen worden vergoed/verstrekt. Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2019 over is, door te schuiven naar 2020.
Houd ook rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze onderbrenging op zichzelf ongebruikelijk is en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Volgens een recent arrest van de Hoge Raad betekent het echter ook niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten.
Maak gebruik van de collectieve vrije ruimte binnen de concernregeling. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.
56. Vier kerst dit jaar ‘WKR-optimaal’ met uw personeel
Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. Of vervang de kerstborrel buiten de deur door een nieuwjaarsborrel buiten de deur. Het bedrijfsfeestje is begin 2020 misschien net zo gezellig als eind 2019. Omdat deze verstrekkingen dan in 2020 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2020.
Denk ook eens na over het anders inrichten van bepaalde vergoedingen of verstrekkingen. De kerstborrel buiten de deur is met wat aankleding misschien wel net zo gezellig in uw bedrijfspand. Dit is aantrekkelijk, omdat de kerstborrel buiten de deur ten laste van de vrije ruimte komt, terwijl de borrel binnenshuis op nihil is gewaardeerd.
57. Speel in op nieuwe fietsenregeling
In 2020 wordt een nieuwe regeling voor de fiets van de zaak ingevoerd. Net als bij de auto wordt er een bijtelling berekend over de consumentenadviesprijs van de fiets, als deze voor privégebruik ter beschikking staat. Als de fiets ter beschikking staat voor woon-werkverkeer, wordt de fiets ook geacht voor privégebruik ter beschikking te staan. De bijtelling voor de fiets gaat 7% bedragen. Deze bijtelling wordt tot het inkomen van uw werknemer gerekend en hierover betaalt hij of zij belasting.
De nieuwe fietsregeling zal gaan gelden voor alle soorten fietsen en zelfs voor bromfietsen die mede door spierkracht worden voortbewogen en beschikken over een elektromotor. Deze laatste categorie ziet met name op de speed-pedelecs.
De btw-regels voor een fiets van de zaak wijzigen niet. Normaliter kunt u de btw voor privégebruik door werknemers niet aftrekken, maar voor fietsen geldt een uitzondering. Tot een bedrag van € 749 (inclusief btw) mag u de btw aftrekken.
Voor zakelijke ritten die niet met de fiets worden afgelegd kan een vergoeding van € 0,19/km gegeven worden, ook als een fiets ter beschikking is gesteld.
58. Houd rekening met wijziging 30%-regeling
De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid is gewijzigd. Vanaf 2019 mogen werkgevers de regeling nog maar vijf jaar toepassen in plaats van acht jaar. Er is overgangsrecht ingevoerd voor de groep werknemers waarvoor de regeling als gevolg van deze maatregel in 2019 of 2020 zou eindigen.
Op basis van de 30%-regeling mag een werkgever 30% van het salaris van de betreffende werknemer belastingvrij uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten van de buitenlandse werknemer. Een hoger percentage mag ook, mits aannemelijk wordt gemaakt dat de kosten ook hoger zijn.
Er gelden wel de nodige voorwaarden om de regeling te mogen toepassen. Met name moet sprake zijn van een specifieke deskundigheid. Dit is onder meer het geval als het jaarsalaris, exclusief de belastingvrije vergoeding, in 2019 minstens € 37.743 bedraagt. Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel geldt de verlaagde salariseis van € 28.690. Verder moet de werknemer voordat hij bij de Nederlandse werkgever in dienst trad, op minstens 150 km afstand van de Nederlandse grens hebben gewoond.
59. Vorm een voorziening voor een transitievergoeding
Bij onvrijwillig ontslag van een werknemer bent u in beginsel een transitievergoeding verschuldigd. De hoogte ervan is afhankelijk van het aantal jaren dat de werknemer bij u in dienst is geweest en de hoogte van het salaris. De transitievergoeding bedraagt dit jaar maximaal € 81.000 of een jaarsalaris als dit meer is. Zijn er voldoende aanwijzingen dat u op niet al te lange termijn een of meer werknemers moet ontslaan, dan kunt u een voorziening vormen voor een transitievergoeding. Op deze manier kunt u nu al rekening houden met de kosten van een transitievergoeding die zich pas in de toekomst zullen voordoen. De hoogte van de voorziening moet u afstemmen op de te verwachten kosten en de te verwachten termijn waarop deze kosten zich zullen voordoen.
60. Bereid u voor op e-Herkenning UWV en Belastingdienst
Het UWV maakt sinds november 2018 gebruik van e-Herkenning. E-Herkenning is een digitaal hulpmiddel waarmee u toegang kunt krijgen tot diverse overheidsdiensten en bedrijven. Door gebruik te maken van e-Herkenning hoeft u niet langer verschillende inlogcodes en bijbehorende wachtwoorden te gebruiken. Het gebruik van e-Herkenning bij het UWV is vanaf 1 november 2019 verplicht. U moet het dan onder meer gaan gebruiken voor ziek- en herstelmeldingen.
De Belastingdienst gaat e-Herkenning eveneens vanaf 2020 verplicht stellen voor rechtspersonen die de loonaangifte willen doen. Niet-rechtspersonen kunnen hiervoor in 2020 nog DigiD blijven gebruiken.
E-Herkenning kent vijf verschillende veiligheidsniveaus. Het UWV en de Belastingdienst gaan het een-na-hoogste veiligheidsniveau gebruiken, niveau 3. Hoe hoger het veiligheidsniveau, hoe meer zekerheid er verkregen wordt over uw identiteit. Op dit niveau logt u in met een gebruikersnaam en wachtwoord, aangevuld met een sms- of pincode. Met een hoger veiligheidsniveau kunt u wel inloggen bij organisaties met een lager veiligheidsniveau. Andersom kan niet.
Aan het gebruik van e-Herkenning zijn kosten verbonden. Afhankelijk van de leverancier en het veiligheidsniveau betaalt u per medewerker die e-Herkenning gaat gebruiken, maximaal € 80 per jaar.
61. Stel vast waar uw werknemer woont
De loonbelasting kent een aantal heffingskortingen, waaronder de loonheffingskorting. De loonheffingskorting is onder andere opgebouwd uit de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. De heffingskortingen bestaan uit een belasting- en een premiedeel. Vanaf 1 januari 2019 hebben alleen inwoners van Nederland recht op het belastingdeel van de loonheffingskorting. Niet-inwoners hebben daar geen recht meer op. Zij hebben alleen nog recht op het premiedeel als ze in Nederland verzekerd zijn voor de volksverzekeringen.
Voor het belastingdeel van een van de heffingskortingen, de arbeidskorting, geldt een uitzondering: werknemers die inwoner zijn van een andere lidstaat van de EU, van een EER-land (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein), Zwitserland of de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba), hebben wel recht op het belastingdeel van de arbeidskorting.
Wanneer inwoner?
Een werknemer die hier zijn permanente woon- of verblijfplaats heeft, is inwoner van Nederland. Hij heeft dus recht op het belastingdeel van de heffingskortingen. Bij een werknemer die zowel in Nederland als in het buitenland woont of verblijft, is het de vraag of hij inwoner is van Nederland. Hij is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daar naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan is hij geen inwoner van Nederland. Bij een werknemer zonder gezin is zijn intentie van belang: is hij van plan zich hier te vestigen, dan is hij inwoner van Nederland. Is hij van plan om hier alleen korte tijd te blijven, dan is hij dat niet. Of iemand inwoner van Nederland is, bepaalt u op basis van de feiten en omstandigheden die u bekend zijn: bijvoorbeeld de woonplaats die de werknemer u heeft aangeleverd als een van de gegevens voor de loonheffingen, reiskostenvergoedingen die u hem betaalt en gegevens voor beoordeling van de verzekeringsplicht. In de meeste gevallen zult u op deze manier kunnen vaststellen van welk land de werknemer inwoner is.
6. Tips voor de automobilist
62. Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden
Een lagere bijtelling dan 25% geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Heeft u een auto van de zaak met een lagere bijtelling die op kenteken is gezet in 2015, houd er dan rekening mee dat deze lagere bijtelling in 2020 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 25% (en dus geen 22%)!
63. Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte
Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op de aanschaf, eventuele leasekosten, het onderhoud en het gebruik van een zakelijke auto kunt aftrekken, voor zover de auto wordt gebruikt voor belaste omzet.
Voor het btw-privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Voor de btw-heffing over het privégebruik gaat u dan uit van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.
64. Koop elektrische auto vóór 2020
Als u van plan bent binnenkort een elektrische auto aan te schaffen, is het raadzaam dit nog voor het einde van 2019 te doen. Vanaf 2020 gaat de 4%-bijtelling voor elektrische auto’s namelijk omhoog naar 8%. Bovendien geldt deze 8%-bijtelling slechts voor de eerste € 45.000 van de cataloguswaarde in plaats van de eerste € 50.000 zoals nu nog het geval is. Over het meerdere betaalt u 22%. Ook nu geldt de lage bijtelling voor een periode van 60 maanden vanaf de datum van eerste toelating. De nieuwe regeling gaat ook gelden voor de elektrische auto waarvan na datum eerste toelating de termijn van 60 maanden voorbij is. Is de auto vóór 2017 voor het eerst toegelaten op de weg, dan geldt na afloop van de 60-maandentermijn als uitgangspunt zelfs een bijtelling van 25%. Van deze auto’s zal na deze periode de bijtelling dus fors stijgen.
65. Vraag milieu-investeringsaftrek aan voor uw milieuvriendelijke auto
Schaft u nog in 2019 een milieuvriendelijke auto aan, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor een waterstofpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor deze auto geldt ook de VAMIL (willekeurige afschrijving van 75% van de aanschaffingskosten). Voor elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km kunt u eveneens MIA verkrijgen. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.
Soort auto | MIA % | Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag | VAMIL |
Waterstofpersonenauto
(CO2-uitstoot = 0) |
36% | € 50.000 | Ja |
Elektrische auto
(CO2-uitstoot = 0) |
27% | € 40.000 | Nee |
Het is nog niet bekend of de MIA en VAMIL ook in 2020 gelden voor de milieuvriendelijke auto, omdat de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2019 pas eind 2019 bekend worden gemaakt.
Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2019 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.
7. Tips voor de woningeigenaar
66. Schenk vrijgesteld ten behoeve van eigen woning
Per 1 januari 2017 bestaat een schenkingsvrijstelling voor de eigen woning. Voor 2019 bedraagt deze vrijstelling € 102.010. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden gespreid over drie opeenvolgende jaren benut worden. De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan, worden gebruikt voor de eigen woning. De vrijstelling is niet beperkt tot schenkingen tussen ouders en kind. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn (als de schenking gespreid plaatsvindt, moet op alle momenten aan deze voorwaarde worden voldaan). Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.
67. Spreid de schenking over drie jaren en voorkom boeterente
Vanaf 2017 is het ook mogelijk om de hoge schenkingsvrijstelling van € 102.010 te gebruiken voor een schenking die u spreidt over drie achtereenvolgende jaren. Als de ontvanger van de schenking deze gebruikt voor aflossing van de schuld inzake de eigen woning, kan hierdoor de boeterente misschien (deels) worden voorkomen. Wel moet de ontvanger op alle momenten voldoen aan de leeftijdsgrens. Als iemand bijna 40 is, zijn gespreide schenkingen dus niet mogelijk.
68. Los uw geringe hypotheekschuld af
Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u ook geen eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u dus ook minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2019 aflost.
69. Onderzoek rentemiddeling
Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen, zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep. Onderzoek daarom of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.
De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld.
Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente, mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. In dat geval is er ook sprake van renteaftrek voor de andere opslagen.
70. Betaal hypotheekrente vooruit
Valt uw inkomen in 2020 in een lager tarief dan in 2019 en/of wilt u uw box 3-vermogen verlagen, dan is het wellicht financieel aantrekkelijk om in 2019 uw hypotheekrente vooruit te betalen. Uw hypotheekrente wordt in 2019 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en uw box 3-vermogen zal per 1 januari 2020 lager zijn.
71. Plan verkoop eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Verkoopt u uw eigen woning, dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari 2020 plaatsvindt. Als u de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze per 1 januari 2020 in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 2 januari 2020.
72. Plan koop eigen woning slim rondom de jaarwisseling
Koopt u een eigen woning en betaalt u deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari 2020 plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2020 nog tot uw vermogen in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 29 december 2019.
73. Verhuur tweede woning aan uw kind(eren)
Heeft u al dan niet studerende kinderen die nauwelijks een betaalbare huur- of koopwoning kunnen vinden en beschikt u over voldoende privévermogen in box 3? Overweeg dan een woning te kopen en aan hen te verhuren. Dit heeft verschillende fiscale voordelen.
De eventuele waardestijging van de woning is onbelast, de ontvangen huur eveneens. Uw kinderen hebben waarschijnlijk recht op huurtoeslag, dus u kunt hier met de huur rekening mee houden en iets meer huur vragen. Die moet wel zakelijk zijn, maar is de huur ondanks de huurtoeslag toch nog te hoog voor uw kinderen, dan kunt u een deel van de huur terugschenken. Een schenking tot € 5.428 per kind is in 2019 onbelast.
Een extra voordeel voor u is dat de waarde van de woning in box 3 slechts gesteld wordt op een deel van de WOZ-waarde vanwege de verhuurde staat van de woning. Zo beschikken uw kinderen over niet te dure woonruimte, terwijl u nog een mooi rendement maakt!